• Foto_07_Gerrit_Hoving_sm_l.JPG
  • 131012-052.JPG
  • Dalfsen_Skyline.JPG
  • 120923-037_1.JPG
  • 131012-094.JPG
  • 130531-027_1.JPG
  • 060909-034_1.JPG
  • 140110-010_1.JPG
  • 130531-005_1.JPG
  • 140131-077_1.JPG
  • 130531-067_1.JPG

 

 
 Deze site wordt momenteel bewerkt en is daardoor nog niet compleet.

 

We beginnen met een rondgang door de kerk. We starten bij de ingang onder de toren.

De toren.

Vanaf het ingang loopt een pad van gele steentjes door tot aan het koor in de kerk. D

e symboliek van dit pad staat beschreven bij het liturgisch centrum.

De toren heeft vier geledingen waarvan de bovenste niet veel verder is opgetrokken dan tot op de helft van de bedoelde hoogte. De onderste twee delen zijn geheel van tufsteen, het derde deel van tufsteen en baksteen, het bovenste gedeelte is geheel van baksteen.

De toren, die sinds 1798 eigendom is van de burgerlijke gemeente, is diverse malen door brand geteisterd. Het laatst in 1893. Na de laatste brand is de spitse toren vervangen door de huidige vorm. De toren heeft een hoogte van 43 m.

In de nis boven de hoofdingang heeft een beeldje van de heilige Cyriacus gestaan. Dit beeldje bevindt zich nu in de Rooms Katholieke kerk te Dalfsen.

Na de restauratie in 1956/’57 staat er sinds 1958 in de nis een page (edelknaap), die het wapen van Dalfsen draagt. Dit beeldje is gemaakt doorbeeldhouwster Marie Eitink (1925-2018) uit Enschede.

De klokken.

De adel had tot aan de Franse revolutie een belangrijke plaats in de Hervormde kerk. De scheiding tussen kerk en staat was niet aan de orde. Om toegelaten te kunnen worden tot het bestuur in de Staten moest de Ridderschap onder andere belijdend lid zijn van de Hervormde kerk.

De linkersteen is ter nagedachtenis aan Johan Zeger van Rechteren († 1701) en zijn echtgenote Agnes Sofia van Raesfelt († 1725).

De namen op de rechter steen zijn van hun zoon Joachim Hendrik Adolf († 1719) en diens echtgenote Amalia Alexandria Frederica van Limpurg Speckfeld († 1754).

Het onderste deel, de sokkel, vertoont doodsemblemen.

De twee opschriftplaten worden omringd door kwartierwapens, waarop veel bekende namen voorkomen zoals: Nassau, Wijhe, Waldeck en Rechteren Limpurg.

Het muurschild binnen de gewelfaansluiting wordt gevuld door een kuifstuk met krijgs- en doodsattributen, voorstellingen die wijzen op de eeuwigheid (een opengeslagen boek, het Woord des Heren) en op de vergankelijkheid (geraamten).

Men heeft weten te voorkomen dat dit grafmonument tijdens de Franse Revolutie werd vernield door er tijdig een muur voor te plaatsen.

In de toren werden in de 16e eeuw drie klokken geplaatst. De kleinste klok werd tijdens de inval in Overijssel door de Bisschop van Munster, bijgenaamd Bommen Berend, meegenomen naar Munster in Duitsland.

De middelgrote klok was gedateerd (1560) en voorzien van het opschrift:

‘Zirriacus patroen desser kercken,

mit min geluyt roep ick de gemeinte to goiden wercken,

O Here wilt se daer to stercken. Anno XVcLX (1560).’    

In 1920 bleek deze klok gebarsten. Na een mislukte reparatie werd de klok vergoten.

De middelgrote en de grootste klok werden in de Tweede Wereldoorlog weggevoerd naar Duitsland om te worden gesmolten. Na de oorlog zijn ze teruggevonden in respectievelijk Hamburg en Amsterdam. De middelgrote klok bleek door de opgelopen beschadiging niet meer bruikbaar. De grootste klok (ruim 2300 kg.) is teruggevonden omdat de Duitse bezetters klokken van vóór het jaar 1600 niet ten behoeve van wapens gebruikten.

Deze klok had een Latijns opschrift (vertaald):

Maria is mijn naam, de vijanden drijf ik uit,

ik roep de levenden saam, de doden beween ik met geluid.

Wilhelmus Wegewaert goot mij in het jaar des Heren 1555.

De klok werd na de oorlog teruggeplaatst in de toren. Achteraf bleek dat in de klok ook een barst zat.

Beide klokken zijn, vanwege de beschadigingen, vergoten tot twee nieuwe, maar dan zonder opschrift en in 1949 in de toren geplaatst.

De klokken worden om acht uur ’s ochtends, om twaalf uur ’s middags en om negen uur ’s avonds (brij-/papklok) geluid, maar ook een kwartier voor aanvang van de kerkdiensten en -op verzoek- bij huwelijken en begrafenissen.

Het torenportaal.

In de toegangsdeur bevindt zich een klein deurtje dat vroeger door de klokkenluider werd gebruikt. In 2009 is achter deze deur een glazen pui geplaatst.

De ruimte in de toren werd in de 19e eeuw als opslag voor de brandweer gebruikt. De brandslangen werden in de toren opgehangen en de brandweerwagen (handbediening) stond in de kerk zelf geparkeerd. Vanwege de brandslangen was er via de toren geen toegang meer mogelijk tot de kerk. Men heeft toen als oplossing gekozen om aan weerszijden van de toren onder de ramen ingangen te maken.

Tijdens de restauratie in 1956/’57 werd de toegang via de toren weer hersteld en zijn links en rechts tegen de muur twee grafzerken geplaatst.

De kerkgangers hebben vanaf 1956 het “recht van overpad” om via het torenportaal de kerk te betreden. Dit recht is in een notariële akte vastgelegd.

Bij de renovatie in 2008 zijn 2 toiletvoorzieningen in het portaal gebouwd en is het element, waar de brandslangen werden aangehangen, weer in de toren opgenomen.

Er is een deur die toegang geeft tot het orgel en de toren via een spiltrap.

Recht boven de deur die toegang geeft tot de kerk, is een houten boogpaneel met glas-in-lood ramen. Hierachter staat het orgel opgesteld. Direct achter de deur in de kerk zelf, zien we een slinger van kleine, waarschijnlijk gipsen roosjes.

De inrichting van de kerk.

De kerk bestaat uit het middenschip, twee zijbeuken en het koor, alle met gemetselde gewelven. Het koor, dat met vijf zijden van een achthoek wordt gesloten, is mooi in steen overwelfd, in het eerste vak met een kruisgewelf en achterin met een straalgewelf op ribben die eindigen op gebeeldhouwde kopjes tegen de muur (ook wel luistervinken genoemd).

Bij het binnenkomen, doet de kerk enigszins somber aan. Dit is het gevolg van het ontbreken van ramen in het middenschip. Om deze reden wordt de kerk een pseudo-basiliek genoemd.

Direct vallen gedrongen kolommen en het veel lichtere koor op. Het middenschip en het koor zijn gescheiden door een triomfboog.

Vanaf de toren loopt het pad met de gele steentjes door tot aan het koor. Aan weerszijden daarvan bestaat de vloer uit grote tegels waaronder vloerverwarming is aangebracht.

In de vloer van de kerk zijn bij de renovatie in 2008, grafstenen verwerkt. Voor een groot deel zijn de grafstenen verminkt. Deels komt dit door de vele voetstappen die de zachte Bentheimer steensoort doet afslijten, deels omdat men tijdens het begin van de Franse Revolutie (1795) door het afhakken en vernielen van de wapenschilden, het ideaal van “gelijkheid” van de Franse Revolutie meende te bevorderen.

 

 Interieur van de kerk, na de renovatie van 2008.

 

Altaarstenen.

In de vloer zijn ook 4 altaarstenen opgenomen. Eén daarvan ligt in de voormalige kapel van Rechteren, de andere 3 liggen rondom de preekstoel. Daarvan is één steen aangebracht onder de trap van de preekstoel. De stenen zijn te herkennen aan 4 kruisjes, andere aan 5 kruisjes, vanwege de wijding door de bisschop.

De stilteruimte/gedachten-nis.

In de zuidelijke zijbeuk, dat is de rechter zijbeuk vanaf de toren, is een stilteruimte/gedachten-nis aangebracht. De omwanding is gemaakt van banken die bij de renovatie in 2008 niet meer nodig waren. Hier worden de overledenen gedurende één jaar herdacht. Hun namen zijn op witte stenen geschreven.

  

Via enkele treden komen we boven op de grafkelder. De grafkelder zelf is niet meer toegankelijk.

De grafkelder/kapel.

De kapel beschikt over een eigen ingang die nu niet meer in gebruik is. In de vloer van de kapel van Rechteren bevindt zich een tweetal zerken van een aantal jonkers Van Rechteren en een zerk van Katharina (de Cock) van Opijnen, de eerste vrouw van Johan van Rechteren.

Grafmonument.

De hele oostelijke wand van de kapel van Rechteren wordt in beslag genomen door een zandstenen grafmonument in de stijl van het begin van de 18e eeuw.